Met het idee van de ‘circulaire economie’ is een sneeuwbal aan het rollen gekregen die niet meer te stoppen is. Nieuwe manieren van denken worden naar voren geschoven, gevat in oneliners als ‘Afval is voedsel’ en ‘Niet bezitten maar gebruiken’. Wie zich nu specialiseert op hergebruik en daar bovendien een goed verhaal bij vertelt, zal straks de vruchten plukken van de nieuwe situatie. Ook onze eigen overheid doet grif mee. Waar het woord ‘duurzaamheid’ heeft afgedaan als richtinggevend concept, wordt de circulaire economie gezien als de kapstok waaraan nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen kunnen worden opgehangen.
De circulaire economie is een aantrekkelijk idee. Het verenigt een duurzaam en milieuvriendelijk perspectief met die van economische groei en ontwikkeling – het tweede woord is niet voor niets ‘economie’. Daar moeten we nog eens bij stilstaan. Want of de circulaire economie een geheel andere samenleving behelst, of slechts technische en logistieke wijzigingen in het economisch verkeer, maakt nogal verschil. Op dit moment worden de onderliggende wereldbeelden niet uitgesproken en is de circulaire economie voor elk wat wils. Sommigen denken aan steden waarin mensen onderling van alles delen en doorgeven, of aan een economie die minder op consumptie draait. Maar in adviesrapporten gaat het vooral om nieuwe kansen voor de industrie en voor de commercie. Wat heeft dat te betekenen?
Met de filosofie ‘van bezit naar gebruik’ wordt een toekomst geschetst waarin spullen niet meer worden verkocht, maar geleased aan de consument. ‘Bezit’ is inderdaad een typisch twintigste-eeuws streven. Inmiddels zijn we erachter dat bezit een sta-in-de-weg is voor duurzaamheid, geluk en efficiency. Het bedrijfsleven speelt daar op in. Ze verandert geleidelijk van sector die ons zoveel mogelijk spullen probeert op te dringen naar een industrie die zuinig is op materialen, maar zoveel mogelijk diensten probeert te verkopen. Een sterk model, waarmee de milieuprestaties van producten flink omhoog kunnen gaan, en de consument op zijn wenken wordt bediend.
Maar in onze rol als burger boeten we door dit ‘leasemodel’ juist in aan zeggenschap en autonomie. Het bedrijfsleven krijgt steviger voet aan de grond in ons dagelijks leven dan ze al had. In plaats van dat wij de spullen waar wij nut aan ontlenen zelf in eigendom hebben, blijft dan immers alles in handen van het bedrijfsleven. Wij zijn te allen tijde schatplichtig aan de industrie in de vorm van abonnementen, contracten en doorlopende kredieten. Het is een model waarin intellectueel en fysiek eigendom in toenemende mate de marktmacht bepalen. Door de urgentie van de omschakeling naar een minder uitputtende economie ligt een economie op de tekentafel waarin de verdeling nog veel schever zou kunnen worden.
Een echte circulaire economie vereist dat we overschakelen van een economie van grote, machtige bedrijven naar een ‘open source’ economie. Wel meer circulariteit, maar niet meer economisering. Deze actieve burger moet zich de economie eigen kunnen maken om te kunnen deelnemen. Wat is een deeleconomie zonder eigen bezit? En wat heb je aan een product met een mooi verhaal, als het fictie blijkt te zijn?
Dat de circulaire economie vanuit marktoogpunt interessant wordt, is niet voldoende om een duurzame toekomst te bereiken. We moeten juist de vindingrijkheid van alle spelers in de maatschappij stimuleren om met minder verbruik en uitstoot tot een positiever resultaat te komen. Dat vergt een andere bril dan die van de ‘homo economicus’. Wie de bril past, zette hem op.
—–
Socrates Schouten (1985) is coördinator van De Grote Transitie en auteur van ‘De circulaire economie: Waarom productie, consumptie en groei fundamenteel anders moeten.’ (Editie Leesmagazijn, 2016.) Aanstaande vrijdag vindt de boekpresentatie plaats op een symposium in Pakhuis de Zwijger, Amsterdam.