Dit is het laatste van een korte reeks artikelen over het voedseldebat. Voedsel is een belangrijk thema dat alle punten van De Grote Transitie raakt; van ongelijkheid, via circulair, regionaal en energie tot goed bestuur en economie-onderwijs. Kortom: dit is een aanzet tot een breder maatschappelijk debat. Daarvoor zoeken we geïnteresseerden en trekkers. Neem zeker contact met de auteurs of met DGT op als je tot die tweede groep behoort.
In zijn reactie ‘Landbouwontwikkeling voor een duurzame samenleving‘ op mijn artikel over het verduurzamen van de voedselketen stelt Frans Doorman dat een breder milieuperspectief het uitgangspunt zou moeten zijn. Ook stelt hij dat een enorme productiegroei nodig is, kunstvlees een wenkend perspectief is, dat er grote nadelen aan agro-ecologie zitten, dat deze nooit 10 miljard monden kan voeden en dat grondverbetering van arme gronden amper mogelijk is. Dit zijn onbewezen stellingen. Het tegenovergestelde is waar.
Zijn reactie geeft geen antwoord op de vraag hoe de industriële landbouw op een werkelijk duurzame manier 2 miljard monden meer kan voeden. Hoe kan dat binnen veel zwaardere klimatologische omstandigheden, sterk afnemende biodiversiteit en uitputting van zoetwaterbronnen, afnemende bodemvruchtbaarheid, toenemende bodemerosie en verzuurde en zwaar vervuilde oceanen? En dan hebben we het nog niet eens over de overmaat aan reactieve stikstof en fosfor gehad plus de uitputting van fosfor. Mijn bijdrage gaat juist uit van een zeer breed milieuperspectief en van geografisch en zeer verschillende omstandigheden met een grote diversiteit van daaraan aangepaste voedselgewassen. Dit is een behoorlijk breed milieuperspectief die de problemen schetst die voornamelijk door de industriële landbouw worden veroorzaakt.
Kunstvlees als oplossing of onderdeel van het probleem?
Zonder bewijs wordt beweerd dat het beperken van de vleesproductie door de welvaartsstijging buiten de westerse wereld niet gaat lukken en duurzame productie van kunstvlees DE oplossing is om op een duurzame manier aan de toenemende vraag naar vlees te voldoende. Een recente LCA- studie laat echter zien dat door het hoge elektriciteitsgebruik de broeikasgas emissies van de huidige productie van kunstvlees bijna net zo hoog is als van rundvlees, 4 keer zoveel als van varkensvlees, 19 keer zoveel als van bonen en 22 keer zoveel als van insecten. Ook op het gebied van gezondheid scoort kunstvlees bijna net zo slecht als rundvlees terwijl andere eiwitvervangers juist heel goed scoren. Ook de kosten van de kunstvleesproductie zijn zeer hoog. Duurzame productie van betaalbaar kunstvlees in grote hoeveelheden is binnen afzienbare termijn simpelweg geen optie.
Een volgende onbewezen stelling is dat om al die monden te voeden een enorme productiegroei nodig is. Maar het is overduidelijk dat als we voedselgewassen niet gebruiken als veevoer of om er energie mee op te wekken er de belangrijkste slag zonder productieverhoging al geslagen is. In veel landen bestaat het basisvoedsel uit bonen, maïs, knolgewassen, rijst en aardappels. Allemaal gewassen die in voldoende hoeveelheden in verschillende geografische en klimatologische omstandigheden uitstekend agro-ecologisch geproduceerd kunnen worden. Dat dieet kan aangevuld worden met duurzaam geproduceerde groenten, fruit, noten, eieren en een af en toe een stukje vlees of duurzame vleesvervangers van paddenstoelen, insecten of algen. Die zijn er namelijk al wel. Als we dan ook nog de opbrengst per hectare van de ecologische productie wat verhogen en de voedselverspilling met pak weg 50% tegengaan dan is het met hetzelfde areaal aan duurzame landbouwgrond geen probleem om al die monden te voeden.
Minder opbrengst
Het is waar dat de ecologische landbouw 20% minder productie per hectare oplevert maar juist in Afrika, waar de bevolkingsgroei het sterkst is, is op een milieuverantwoorde manier nog een stevige productiegroei mogelijk. Het is namelijk wel degelijk mogelijk om daar gronden te verbeteren door gemengd bedrijf rn dus het gebruik ter plaatse van dierlijke mest aangevuld met groenbemesting plus het toevoegen van biomassa, compost en menselijke mest. Denk daarbij aan duurzaam waterbeheer via het opvangen en via irrigatiekanaaltjes verspreiden van water en waarbij onnodige verdamping wordt tegengaan. Er is niets op tegen om in een overgangsfase gedoceerd en heel precies kunstmatige nutriënten aan de bodem toe te voegen. Het kost enkele jaren om op die manier ecologische landbouw op gang te brengen of te verbeteren. Daar is dus, anders dan Frans Doorman beweert, geen uitbreiding van het landbouwareaal voor nodig terwijl die ecologische grondverbetering en waterbeheer wel degelijk mogelijk is zoals een aantal projecten in Afrika laten zien.
Dat door intensivering op de beste landbouwgronden en de niet grondgebonden productie van kunstvlees het aldus vrijgemaakte areaal aan de natuur teruggegeven kan worden is een belangrijk argument. Het is natuurlijk altijd goed om grond aan de natuur terug te geven. Dat moeten we ook doen met als die gronden die door grootschalige kap van bossen onder andere worden gebruikt voor palmolieplantages en om veevoer te verbouwen. Maar agro-ecologie is met zijn grote biodiversiteit, voedselbossen, lage duurzame energiegebruik, natuurlijke pestbestrijding en zuinige watergebruik in harmonie met de de natuur en levert ook nog een gevarieerd landschap op. Die gronden hoeven helemaal niet aan de natuur voor bijvoorbeeld grootschalige herbebossing teruggegeven te worden.
Naar minder energie
Herbebossing is natuurlijk prachtig, maar zeker niet essentieel om de al uitgestoten CO2 op te vangen. Daarvoor zit er veel te veel in de lucht en bovendien duurt dat 30 jaar. Die tijd hebben we niet. Wat wel echt helpt is dat we veel minder energie gaan gebruiken en wat we nog wel gebruiken duurzaam opwekken. En wat voor energie geldt, geldt evenzeer voor vlees en zuivel. Daar zouden we veel minder van moeten gebruiken en dat ook wettelijk afdwingbaar regelen waarbij een vlees- en zuiveltax slechts een van de mogelijkheden is. Vrijwillig gaat dat niet zoals we ook vrijwillig veel te weinig belasting zouden betalen.
Ook grootschalige kassenteelt biedt geen oplossing. Aan het hoge fossiele energiegebruik valt nog wel wat te doen, maar kassenteelt is zeer kapitaal- en grondstofintensief, is slechts voor enkele met name groentegewassen geschikt die bovendien erg duur zijn en levert weinig banen op. Daarom is dit niet toepasbaar voor voedselproductie voor de eigen bevolking in arme landen. Het tekort aan voedsel in ontwikkelingslanden is niet in de eerste plaats een productieprobleem maar een verdelingsprobleem en dat niet alleen van voedsel maar ook van grond en kapitaal.
Kijk naar de keten
Als het gaat om de totale voedselketen is ontwikkeling van kennis uiteraard belangrijk. We kunnen gezien de urgentie van effectief milieubeleid niet wachten op onbewezen technieken zoals de grootschalige productie van kunstvlees. En als die teelt wel duurzaam zou kunnen, dan duurt het nog decennia. Het milieu bepaalt onze bestaanscondities en stelt dus de grenzen waarbinnen sociale rechtvaardigheid en economie georganiseerd dienen te worden. De industriële landbouw waar voor wordt gepleit gebruikt nog steeds veel te veel energie, water, kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen, antibiotica en zware landbouwmachines. Dat veroorzaakt grote milieuproblemen. Dat kan best wat duurzamer en daar wordt ook aan gewerkt, maar deze vorm van landbouw is intrinsiek on-duurzaam omdat die niet zonder al die externe milieubelastende inputs kan. Daar komt de niet aflatende druk om de kostprijs te verlagen nog bij. Dat heeft ertoe geleid dat we veel te weinig betalen voor onze eerste levensbehoefte: ons dagelijks voedsel. Als we in plaats van gemiddeld rond de 10% van ons inkomen daaraan de helft meer zouden uitgeven, kan elke boer binnen de grenzen die het milieu nu eenmaal stelt een goede boterham verdienen, zowel in Nederland als in de landen waar voedselzekerheid nog lang niet gewaarborgd is.
Tot slot een stelling: ‘Economische faculteiten leiden door hun eenzijdige visie op de mens en economie economen op die slechts kunnen denken in groei, concurrentie en het externaliseren van (milieu)kosten in plaats van genoeg, samenwerking en het internaliseren van kosten. Zo leiden agrarische faculteiten landbouwingenieurs op die ook alleen kunnen denken in productiegroei, kostprijs en technologische oplossingen in plaats van verdeling, een eerlijke prijs en meewerken met de natuur’.
Frans van der Steen
Voorzitter Stichting Lokaal Voedsel Den Haag; voormalig voorzitter VVM-sectie Voedsel en Landbouw
Nawoord van Frans Doorman
Het is jammer dat Frans van der Steen in zijn reactie op mijn verhaal het belangrijkste punt daarin niet noemt. Dat is het voorstel om af te stappen van het etiketteren, en van het ofwel volledig omarmen, of geheel en al af te wijzen, van alles wat onder die etiketten valt.
Dat doet Frans hierboven met overgave, al in de titel van zijn verhaal: Industriële landbouw is intrinsiek niet duurzaam. Om dan aan het eind van zijn verhaal ook nog op de man en vrouw te spelen door niet alleen de benadering die hij afwijst maar ook degenen die daar in meer of mindere mate in geschoold zijn weg te zetten als techneuten met oogkleppen: Zo leiden agrarische faculteiten landbouwingenieurs op die ook alleen kunnen denken in productiegroei, kostprijs en technologische oplossingen in plaats van verdeling, een eerlijke prijs en meewerken met de natuur’.
Mijn verhaal pleit ervoor om optimaal gebruik maken van de inzichten en verworvenheden van beide soorten systemen, ecologisch en industrieel, om duurzaamheid en welzijn te maximaliseren. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Ik hoop dat verdere discussie over nut en noodzaak van die benadering gaan, als alternatief voor een loopgravengevecht waarbij men samenwerking met de andere partij bij voorbaat lijkt uit te sluiten.