Een transitie: de burger wordt producent

11 april 2017
Deel dit met je vrienden

Je kent ze wel, van die rekenmodelletjes over het rendement van zonnepanelen met hun terugverdientijd. Interessante kost, waarmee men hoopt twijfelaars over de streep te trekken. En natuurlijk lijkt het me prachtig als veel daken overal ter wereld bedekt raken met zonnepanelen, zodat de onderliggende woningen, kantoren en bedrijven de opgewekte energie direct kunnen gebruiken. Waarom het denken over terugverdientijd hierbij centraal staat, blijft voor mij een raadsel. Ik hoor namelijk nooit iemand over de terugverdientijd als doorslaggevend argument bij de keuze van een type auto, of over de terugverdientijd van een gezellig weekend met het gezin. Kortom, er zijn mogelijk andere redenen waarom we zonnepanelen op daken willen leggen. Bijvoorbeeld omdat het leuk is om energieproducent te zijn. Ik zou dan ook graag vanuit een voorbeeld van de energieproductie deze manier van kijken willen uitwerken: dat van lokale productie. Door burgers.

Twee verhalen

Vergelijk deze twee verhalen over het installeren van zonnepanelen op een dak van een woning:

Huishouden A legt zonnepanelen op het dak. Zij kiezen uiteraard voor de laagste prijs. De panelen komen waarschijnlijk uit China. Het geld dat zij besparen op de energierekening gebruikt het gezin om dit jaar een mooie vakantiereis te maken naar Thailand. Zo ondersteunen ze de economische groei.

Huishouden B legt ook zonnepanelen op het dak. Zij kiezen voor een lokale leverancier en panelen van een Nederlandse producent. Dat kost ze waarschijnlijk iets meer. Het geld dat zij besparen op de energierekening gebruiken ze om te investeren in een buurcoöperatie, ze starten een buurtmoestuin met theehuis. Hier ontstaan ideeën voor meer coöperaties op gebied van lokale productie en recycling.

De situatie van huishouden A illustreert het huidige economische denken en hoe het verduurzamen van de energievoorziening kan zorgen voor economische groei. Het is een verhaal over concurrentie, over lage prijzen en maximaliseren van winst en groei. De impact op de lokale economie is overwegend negatief. Het geld dat men bespaart op de investering verdwijnt even snel uit de gemeenschap als dat het binnenkwam en het verplaatst naar gebieden op de wereld waar arbeidskosten laag zijn, waar milieunormen soepel zijn en het vergt vele duizenden kilometers transport met bijbehorende CO2 uitstoot.

De situatie van huishouden B illustreert dat andere keuzes kunnen leiden tot een heel ander type aan ontwikkelingen. Het meest in het oog springende verschil is een dat bewust wordt gezocht naar meer gezamenlijke lokale productie op basis van herverdeling van (schaarse) middelen. De drijfveer is niet de economische groei, niet de concurrentie of de maximalisatie van financiële winst. Het ontwikkelen van de lokale gemeenschap en broederschap staat centraal. Het geld blijft in de lokale gemeenschap en schept daar werk. Gelijktijdig bespaart men internationaal transport. En daarmee ontstaat een interessant beeld.

Een burger produceert duurzamer

In het huidige neoliberale kapitalisme zijn belangrijke kosten geëxternaliseerd. Bijvoorbeeld: een boom die wordt gekapt kost weinig of niets, maar levert wel wat op. Iedereen weet dat wanneer alle bomen zijn gekapt, we een groot probleem hebben. Waarom zien wij een gekapte boom niet als kosten? In ons economisch denken zit een duidelijk probleem met eigenaarschap van de Commons, datgene wat van iedereen is, is eigenlijk van niemand en daardoor zeer kwetsbaar.

Buurtbewoners, zullen die externaliteiten anders beoordelen: een groene, schone en veilige buurt is geliefd. Maar het werk alleen als men zich er van bewust is dat dit een keuze is. En dat men de verantwoordelijkheid voelt om in te grijpen én de mogelijkheden (lees: bevoegdheid) heeft om iets te doen. Als de lokale gemeenschap geen grote afval storthoop binnen haar gemeentegrens wil, zal hergebruiken van grondstoffen een logische manier van werken worden. Als men niet afhankelijk wil zijn van grote energiebedrijven, zal men kiezen voor lokaal opwekken van energie. Dat een burgercoöperatie lokaal produceert met respect voor de lokale leefomgeving ligt meer voor de hand dan bij een multinational die produceert voor de korte termijn winst voor de aandeelhouders die geen verbinding hebben met die lokale gemeenschap.

Ook lokale productieketens zijn te realiseren en vanuit lokaal perspectief zelf wenselijk. Hoe langer de keten, hoe sterker de lokale economie (lokaal produceren zonder dat men in de keten gebruik maakt van grondstoffen of productie buiten de lokale gemeenschap). Hier draagt bijvoorbeeld een lokale munt een steentje bij. Een inspirerend experiment kennen we uit het Spaanse Mondragon. En natuurlijk is ook op dit experiment nog wel wat aan te merken of verbeteren. Laten we het dus ook niet als eindpunt, maar als beter vertrekpunt beschouwen.

Wat let ons?

Er is een aantal redenen te bedenken waarom deze experimenten nog weinig zichtbaar zijn. Om te beginnen laat het huidig economisch denken, met bijbehorende indicator BBP, niet de echte voordelen van lokale productie zien. Veel zaken die waardevol zijn voor de lokale gemeenschap, worden niet uitgedrukt in het BBP. Erger nog – zaken die de lokale gemeenschap schaden, kunnen het BBP positief beïnvloeden. Denk aan een Dakota Access Pipeline in Amerika, die goed lijkt voor het Amerikaanse GDP, maar waar lokale gemeenschappen heftig tegen protesteren.

Andersom zijn er natuurlijk ook voorbeelden te vinden van lokale gemeenschappen die de eigen leefomgeving totaal verwaarlozen ten gunste van een enorme inkomensgroei van een paar (lokale) gelukkigen. Denk alleen al aan de prachtige plekken op Aarde die dreigen te bezwijken onder massatoerisme. Het staat dus niet bij voorbaat vast dat de problemen opgelost zijn als we met burgerproductie aan de slag gaan. Er is allereerst kennis en inzicht nodig om het goede te kunnen doen. En goed bestuur is een belangrijke randvoorwaarde; juiste bijsturing vanuit een betrokken overheid is essentieel. Die twee punten wil ik graag nader uitwerken.

Kennis

Wat kunnen we doen om de benodigde kennis te ontwikkelen? Allereerst is het ontwikkelen van kennis de taak van het onderwijs in Nederland. En dan doel ik nu met name op het economie onderwijs. In het economie onderwijs staat nu het kapitalistische groei-denken centraal, met focus op maximalisatie van winst en een vrije markt met concurrentie. Alsof mensen eindeloos intelligent zijn en alle opties kunnen overzien, volledig onafhankelijk en alleen reageren op prikkels van prijs. Alsof het goed is voor iedereen. Alsof de economie a-moreel is.

Door een breder beeld te schetsen van wat je onder economie kunt verstaan, kunnen we kennis en inzicht aanreiken in het onderwijs. Bijvoorbeeld door pluriformiteit te benadrukken: welke economische theorieën bestaan er allemaal? We kunnen in het onderwijs de economie vanuit diverse gezichtspunten laten benaderen. Niet alleen het perspectief van huishouden A, maar ook huishouden B. Dat gaan we vanuit De Grote Transitie zeker vormgeven de komende tijd.

Goed bestuur

Net zo belangrijk als kennis en inzicht zijn de randvoorwaarden: zorgen dat de kennis ook toegepast mag worden binnen de regels en wetten. Begin dit jaar werd bijvoorbeeld een gemeente teruggefloten door het ministerie van SZ toen zij wilde experimenteren met een basisinkomen. Onze overheid heeft zeer ambitieuze plannen als het gaat om innovatie in de duurzame sector. Maar ik leerde iets interessants. Deze week hoorde ik van iemand die zijn huis heeft verbouwd naar een nul-energie woning dat bij deze verbouwing alleen maar technologie is toegepast die al jaren bestaat. Kortom; er is geen innovatie nodig om het woningbestand in Nederland zéér energiezuinig te maken. Wat ontbreekt is de beslissing dat we het gewoon gaan doen, vanuit een visie dat het nodig is én economisch haalbaar kan zijn. We moeten misschien wel de spelregels iets anders definiëren. En dat geldt op veel gebieden waar we onze samenleving socialer en duurzamer kunnen maken.

De burgerproductie zal – zeker op korte termijn – niet alle oude productie kunnen vervangen. De twee productiewijzen kunnen naast elkaar bestaan. Er kan nagedacht worden over de experimenteerruimte die we nu nodig hebben: wat worden spelregels? Ik ben er van overtuigd dat bij een goede set spelregels er veel ondernemende burgers zijn die de bal willen oppakken.

En dat is ook waar de Grote Transitie voor mij over gaat. Nieuwe spelregels, die leiden tot aantrekkelijke alternatieven voor het huidige economische denken.


Maarten Nijman
Coördinator van De Grote Transitie


Deel dit met je vrienden