“De economische groei zet volgend jaar door. Het bbp neemt, net als in 2017, toe met meer dan 3%. Dergelijke groeipercentages hebben zich sinds 2007 niet meer voorgedaan. Hierdoor is volgend jaar sprake van hoogconjunctuur. Alle bestedingen dragen bij aan de economische groei”.
Het CPB, het centraal planbureau publiceerde met bovenstaande intro op 20 december een nieuwe groeiraming voor 2018. Het hele rapport vind je hier. In de media en in de politiek lezen en horen we weer de juichverhalen. De Groei in 2017 was onverwacht hoog en zet door in 2018. Als je de berichten mag geloven gaat het hartstikke goed met ons allemaal.
Maar gaat het wel écht zo goed? En geldt dat voor ons allemaal? Al eerder schreven leden van het Platform DSE uitgebreid over de onmogelijkheid van eindeloze groei. Zo schreef Lou Keune al een kritisch artikel in 2014, met de kop “Economische groei lijkt meer op fetisjisme“.
En in 2015 schreef hij: “Gaan wij economisch gezien de goede kant op? Als je die vraag in een breder perspectief zet, wordt het beeld heel anders.” Om te vervolgen met een minder rooskleurige conclusie: “Kortom, waarop is de tevredenheid van de regering nu feitelijk gebaseerd? Kennelijk op een indicator die belangrijke sociale en ecologische aspecten buiten beschouwing laat. Zo leidt BBP groei en het idealiseren daarvan nog altijd tot groei van de CO2 uitstoot en dus tot verdere milieudegradatie.”
Maar graag blijven we uitleggen waarom economische groei een symptoom is van een probleem. Daarvoor citeren we uit het boek De Draagbare Utopie (crisisinzicht, systemen en veerkracht in een tijdperk van klimaatontwrichting; uitgeverij boekscout.nl) van John Huige een passage over de effecten van deze pathologische fixatie op groei.
Groeipathologie
Een uitweiding over groei: het productievolume dat we moeten realiseren om onze economie met een procent te laten groeien, is nu meer dan twee keer zo groot als het productievolume dat daar twintig jaar geleden voor nodig was, en bijna dertig keer zo groot als vijftig jaar geleden (in termen van het Bruto Binnenlands Product (BBP) was in 1962, 1992 en 2012 respectievelijk 21 miljard, 268 miljard en 599 miljard). We noemen dat ook wel exponentieel. Daarbij moet worden aangetekend dat het BBP sinds 2008 aanvankelijk nauwelijks meer is toegenomen als gevolg van de economische crisis. De laatste paar jaar is er in de meeste industrielanden weer een lichte groei van een à twee procent. China groeide van 1978 tot 2005 9,6 procent, in 2006 en 2007 zelfs 10 en 11 procent. Vuistregel is dat het BBP verdubbelt met factor zeventig gedeeld door de groeivoet. Dus een groeivoet van tien is 70/10 en geeft een verdubbeling van het BBP in zeven jaar. Er zijn diverse drogredenen om de groeifixatie vast te houden: Als de investeringen stoppen, geven consumenten minder uit, dalen belastinginkomsten, stijgen faillissementen en stijgt de werkloosheid en stopt de groei van het BBP. Een overheid die dan niet in actie komt verliest snel vertrouwen en verkiezingen. Maar reken eens mee in termen van auto’s: een auto die in 1961 honderd km p/u ging kan met deze groeicijfers in 1992 ruim duizend km p/u rijden en in 2012 bijna twee duizend km p/u. Of, een ander voorbeeld. Een pakjesbezorger wil flink groeien; er wordt steeds meer besteld via internet, dus een interessante markt. Nu brengt hij 100 pakjes p/d rond, met een groei van 10 procent zijn er dat volgend jaar 110 p/d., weer een jaar later nemen we 10 procent van 110 en dat is dan een groei in eenheden van 11 in plaats van 10 . Het jaar daar weer op is dat 12. En dat gaat zo maar door. Dus 200 pakjes na 10 jaar! Pakjesbezorgers hebben een bestelauto, maar na 7 jaar groei waarschijnlijk twee auto’s, in de pakjes zitten spullen die eerder gemaakt zijn etc. dus ook in een zo simpel voorbeeld zien we dat daarmee de hele economie meegroeit.
Het gekke is dat we zo gewend geraakt zijn aan groei dat een denken over teruggaan in groei vrijwel onbespreekbaar is. Denk ‘ns aan teruggaan naar het jaar 2000? Hadden we het toen in Nederland slecht? 418 miljard BBP! Reken globaal dan ook een derde minder inkomen; dat is best wel veel. Het systeem van groei maakt ons compleet afhankelijk van voortgezette groei. In 1992 is het gemiddeld bruto jaarinkomen: 20.874 € en in 2012: 30.000 €. Wie wil er dan terug? Dat lijkt niet meer te gaan.
De meeste bedrijven werken voor een deel van hun financiering met vreemd vermogen. Op dat vreemd vermogen wordt rente betaald. Rentebetaling noopt tot groei bij bedrijven. Banken kunnen geld scheppen door middel van kredietverlening. Daardoor ook werkt kredietverlening als een verkeerde prikkel voor banken: geld uitlenen = geld scheppen en is een belangrijke winstbron voor de bank. Banken zitten dan ook net als bedrijven gevangen in het groeisysteem. De toppen van bedrijven en banken worden vervolgens ook nog met grote bonussen geprikkeld om steeds flink op de groeipedaal te trappen.
Van de andere kant gezien: als we niet meer groeien, geen uitbreidingsinvesteringen (onderscheid vervangings- en uitbreidingsinvesteringen is lastig doordat in alle vervangingsinvesteringen ook een kwalitatieve en kwantitatieve factor zit) meer, dan krijgt de economie zoals we die nu kennen een enorme dreun. Investeringen zijn een complex begrip. Het gaat om investeringen in de bouw in machines (w.o. elektronica), infrastructuur en transport. In 2015 groeiden de investeringen fors en waren zo een belangrijk onderdeel in de economische groei. Vooral de woningmarkt is de afgelopen jaren flink aangetrokken waardoor de investeringen in woningen sterk stijgen.
Als we niet of minder willen groeien moeten we een onderscheid maken tussen relatieve ontkoppeling (een belangrijk effect van de huidige vergroening en de circulaire groei beweging) en absolute ontkoppeling (ontkoppeling is een vermindering van de milieudruk)! Relatieve ontkoppeling vindt plaats als de milieudruk per eenheid product afneemt en geeft een daardoor prettig gevoel. Er wordt bijgedragen aan de duurzame economie. Daardoor wordt de noodzaak om te stoppen vooruitgeschoven. Groene ‘groei’ is alleen nuttig als aannemelijk gemaakt kan worden dat dit (op termijn) leidt tot absolute ontkoppeling. Dat wil zeggen als ondanks groei de totale milieubelasting afneemt.
John Huige, met medewerking van Lou Keune